Interactieprikkels in trainingen
Weet je dat de interactie in jouw training veel doelgerichter en vaak ook veel gemakkelijker wordt als je vooraf interactieprikkels ontwerpt? Hoe je dat doet, vertel ik je in dit artikel. Dit is een verkorte versie van een hoofdstuk uit mijn nieuwste boek: ‘Grip op Interactie’.
Wat is een interactieprikkel?
Interactieprikkels in trainingen zijn de ‘triggers’ waardoor deelnemers reageren. Zo’n trigger kan van alles zijn:
- Een mening van een andere deelnemer,
- iets wat een deelnemer ziet gebeuren,
- een stelling of vraag van de trainer,
- of alleen al een stilte.
Voordat ik je houvast geeft voor het ontwerpen van interactieprikkels in trainingen, heb ik eerst een vraag.
Welke interactieprikkel zou jij gebruiken?
Ik geef je hier drie interactieprikkels. Doel: De trainer wil informatie krijgen van de deelnemers om vervolgens goed aan te kunnen sluiten bij hun ervaringen. Welke van deze drie interactieprikkels is hiervoor het meest geschikt?
Interactieprikkel 1
“Werkgeluk is een geluksgevoel dat op de één of andere manier te maken heeft met het werk dat je doet of met dingen die je meemaakt op je werk. Mijn stelling is: werkgeluk is noodzakelijk om het vol te houden tot je pensioen. Wie wil daarop reageren?”
Interactieprikkel 2
“Op welke momenten ervoer jij werkgeluk? Wat was je aan het doen waardoor je je gelukkig voelde? Het mag ook iets zijn dat niet met een taak te maken heeft, maar meer met contact met anderen. Welke waarden of drijfveren herken je bij jezelf als je terugkijkt naar die situatie? Daarover wil ik graag in gesprek. Wil je daar eens over nadenken?
Interactieprikkel 3
“Vandaag gaat het over werkgeluk: geluk dat op de één of andere manier te maken heeft met iets dat je doet of ervaart in je werk. Korte of lange momenten waarop je geniet van het werk dat je doet of van het contact met collega’s. Ik ben benieuwd naar jullie persoonlijke ervaringen met zulke werkgelukmomenten. Mijn vraag is: “Op welk moment ervoer jij in de afgelopen maanden ‘werkgeluk’?” Vertel het mij nog niet, maar neem een situatie in gedachten.”
Heb je een keuze gemaakt? Lees dan verder.
De drie ingrediënten van een effectieve interactieprikkel
De derde interactieprikkel is de beste. In deze interactieprikkel zie je namelijk drie belangrijke ingrediënten terug:
- De aanloop naar de interactie
- De uitnodiging voor de interactie
- De gelegenheid tot interactie
In de aanloop geef je de deelnemers informatie over de context. Je benoemt het onderwerp waarover je in gesprek wil gaan. Ook kun je alvast aankondigen dat er een uitnodiging volgt. Het doel van de aanloop is dat de kaders van het onderwerp duidelijk zijn en dat de deelnemers alert zijn. Als de aanloop in een interactieprikkel ontbreekt, snappen de deelnemers nog niet waar het over gaat. Ook kan het zijn dat de gespreksvraag hen dan overvalt, waardoor ze je moeten vragen om de vraag te herhalen.
De uitnodiging voor de interactie is meestal een vraag en soms een stelling. Uiteraard moet deze uitnodiging passen bij het doel dat je wilt bereiken met het gesprek en bij de deelnemers aan wie je de vraag stelt. In het boek ‘Grip op Interactie’ bied ik daarnaast twee assen aan waarop je iedere vraag kunt indelen:
- Sturende vragen – Vrije vragen
- Feitvragen – Denkvragen
Vaak is het slim om bij het ontwerpen van een interactieprikkel te starten met een sturende feitvraag. Daar kunnen deelnemers vaak snel en gemakkelijk antwoord op geven. Vervolgens ontwerp je enkele vrije denkvragen waarmee je bij het doel van de interactie komt. Kijk maar naar dit voorbeeld.
Marlies vroeg aan de leden van een ondernemingsraad: Welke technieken gebruik jij in een gesprek met een bestuurder? De deelnemers reageerden niet meteen en trokken wat bedenkelijke gezichten. Uiteindelijk zei één van hen: ‘Ik weet wel wat ik doe, maar ik weet niet of dat een techniek is.’ Na deze feedback paste Marlies haar vraagstelling meteen aan door deze concreter en specifieker te maken. ‘Wat doe jij als je een breedsprakige bestuurder tijdens een vergadering wil stoppen? De OR-leden konden hierop meteen reageren met allerlei concrete voorbeelden. Deze sturende feitvragen leverden snel antwoorden op, waarna Marlies enkele denkvragen stelde.
Het derde ingrediënt van interactieprikkels in trainingen is de gelegenheid.
Het lijkt een open deur en toch trap ik hem graag nog even in. Als je interactie wil, moet je daar wel de gelegenheid voor geven. Iedere trainer zal dat beamen, maar toch zie ik regelmatig interactie niet op gang komen omdat de trainer wel een aanloop neemt en uitnodigt, maar daarna toch niet echt de gelegenheid geeft om te reageren.
Door stilte laat je merken dat de deelnemers kunnen reageren. Als dat past bij het doel van je gesprek, kun je hier ook gaan zitten. Varieer hier ook eens door de deelnemers eerst denk- of schrijftijd te geven voordat ze hardop reageren. Bij ‘gelegenheid’ hoort ook dat je aandachtig en neutraal luistert en reageert op de antwoorden. Als jij niet neutraal reageert, zullen sommige deelnemers de gelegenheid tot interactie aan zich voorbij laten gaan.
Wil je oefenen in het ontwerpen en begeleiden van interactie in trainingen? Dat kan in deze training.
Wil je meer informatie over het ontwerpen van interactieprikkels? Lees dan ‘Grip op Interactie’.